Tau-te-tjing, ook getranscribeerd als Tao-teh-king (Chinees, = het boek van weg en deugd), het voornaamste tauïstische werk (zie
tauïsme), is ontstaan ca. 300 v.C. en bevat zowel uitspraken toegeschreven aan de mysticus Lau-tse als een verdediging van de contemplatieve geesteshouding tegen de confucianisten enerzijds en de volgelingen van de School der Wet anderzijds. Van de hoofdzakelijk mystieke tekst bestaat een aantal westerse vertalingen, die vele malen bewerkt zijn. Lau-tse, en met hem de tauïstische mystici, streven naar de hereniging met de Tau; dit oorspronkelijk mystieke streven werd bevorderd door hygiënische en seksuele praktijken, die in de latere volksgodsdienst een belangrijke functie verkregen. De volksgodsdienst, die in de eerste eeuwen n.C., deels onder invloed van het boeddhisme, georganiseerde vormen aannam, beschouwde de Tau-te-tjing als een canoniek werk en Lau-tse als een heilige, maar heeft verder weinig met het oude mystieke streven gemeen; de aan dit syncretistische geloof gegeven naam (neo)tauïsme is dan ook onjuist.tauïsme of taoïsme, een van de drie godsdiensten van oud-China (naast
confucianisme en boeddhisme), die ondanks onderlinge verschillen en tijdelijke vijandigheid elkaar zó sterk beïnvloed hebben, dat zij naar een bekend gezegde wel een drieheid vormen, maar ook als een eenheid kunnen worden beschouwd. Hoewel het tauïsme stoelt op dezelfde wortel van het oude Chinese geloof als het confucianisme, verschilt het van de sterk ethisch getinte wereldvisie van Confucius door een mystiek-godsdienstige interpretatie van de Tau-idee. Tau of Tao, het grondbeginsel van de klassieke Chinese godsdienst, betekent weg en stelt de Weg voor die het universum gaat en waaraan de mens zich moet conformeren.1. Mystiek tauïsme
Men kan in het tauïsme een oudere en een jongere fase onderscheiden. Het zuivere, hooggestemde tauïsme kan men het best leren kennen uit het diepzinnige en duistere werkje
Tau-te-tjing, dat aan Lau-tse wordt toegeschreven, en uit de geschriften van de wijsgeer Tsjwang-tse (eind 4de eeuw v.C.). De tauïstische wereldkijk is dynamisch. De aanhanger van deze godsdienst moet zich instellen op de wisseling in het heelal van het yin en yang, twee hoofdcategorieën van de klassieke Chinese godsdienst. Yang, het hemelse, lichte, warme, mannelijke, actieve element, en yin, het aardse, donkere, koude, vrouwelijk, passieve element, domineren beurtelings. In dit proces openbaart zich Tau (de Weg), die bestendig onbestendig is. Het Tau gaat alle beschrijving te boven. Hoewel het onzichtbaar, onhoorbaar, zonder gestalte, zonder begin of einde, niet gebonden aan ruimte of tijd is, werkt het onverpoosd en doet het alles door woe-wei (= daadloosheid). De Weg is bestendig daadloos en toch is er niets dat niet gedaan wordt. Enkeling en gemeenschap moeten dit voorbeeld volgen. De individu moet door lijdelijkheid en ascese de te = deugd, dwz. de ware levenskracht, verwerven. De consequentie van het beginsel woe-wei voor het staatsbeleid is het zich onthouden van bestuurshandelingen. Het volk dient te verkeren in een staat van niet-culturele onwetendheid.Het Tau-te-tjing wordt gekenmerkt door een serene mystiek.
2. Volks tauïsme
Het latere tauïsme van de brede volksmassa's zakte sterk in peil en ontwikkelde zich tot een ingenieus systeem van gebruikmaking van kosmische en magische krachten. Door ademgymnastiek, seksuele hygiëne en het zoeken van geneeskrachtige kruiden poogden tauïstische heiligen hun vitaliteit te verhogen en
levitatie (het vrij zweven op de wind) te verkrijgen. Daarbij werd het Ji-tjing, een oud orakelboek, geraadpleegd. Typerend voor deze denkrichting is o.a. de zgn. fengsjwei, een pseudo-wetenschap, waardoor men de, kosmisch gezien, meest geschikte plaats voor bouwwerken, vooral graven, bepaalde.3. Godsdienstige organisatie
Onder de Han-dynastie (2de eeuw n.C.) ontwikkelde het tauïsme zich tot een godsdienstige organisatie met een priesterhiërarchie en een monnikenstand en werd geregeerd door een paus, die resideerde bij het Draak-Tijgergebergte. In deze organisatievorm is invloed van het boeddhisme speurbaar. Dit tauïsme wist een plaats te geven aan de oude volksgoden, omkranste het leven met offers en feesten, opende het uitzicht op een bestaan na de dood en tolereerde vele bijgelovige en magische praktijken. Ook latere keizers hebben dit tauïsme geprotegeerd, terwijl moderne regeringen het als grof bijgeloof hebben bestreden. Op Taiwan toont het tauïsme zich nog steeds levenskrachtig.
4. Invloed
Het tauïsme als filosofie heeft in China bijgedragen tot allerlei voorwetenschappelijke en vroeg-wetenschappelijke beschouwingen en studies over de natuur, inclusief astrologie en alchemie waaruit vele praktijken, als geomantie, numerologie, gebruik van geneeskrachtige mineralen en kruiden, en macrobiotiek zijn voortgekomen. Ook de vele praktische technische uitvindingen en toepassingen, o.a. buskruit, kompas, seismograaf, waarin China West-Europa soms eeuwen vooruit was, zijn voor een deel aan het tauïsme te danken. De Engelse biochemicus en sinoloog J. Needham ziet verwantschap tussen deze Chinese filosofie en die van A.N. Whitehead. Zie voorts
Chinese cultuur § 1, godsdienst en wijsbegeerte.VERT: Kwee Swan-Liat, Philosophes taoïstes; Lao Tseu, Tchouang-Tseu, Lie-Tseu (1980, m. inl. en bibliogr. d. P. Amiéville, Etiemble en M. Kaltenmark).